Avatar Wiki
Avatar Wiki
Advertisement
Boek 2: Geesten, in de Legende van Korra
<< Lucht (Beginnings 1) Verandering>>  Balans>>
1 Een Opstandige Geest (201)
2 Het Zuider Licht (202)
3 Burger Oorlogen Deel 1 (203)
4 Burger Oorlogen Deel 2 (204)
5 Vredestichters (205)
6 De Valstrik (206)
7 Oorsprong Deel 1 (207)
8 Oorsprong Deel 2 (208)
9 De Gids (209)
10 Een nieuw Spiritueel Tijdperk (210)
11 Nacht van Duizend Sterren (211)
12 Harmonische Convergentie (212)
13 De Duisternis Valt (213)
14 Licht in de Duisternis (214)
The Legend of Korra titel She's ready to take on the world.

Deze pagina bevat informatie over De Legende van Korra. Nog niet alles is verwerkt en er kunnen dingen wijzigen. Sommige delen zijn wel bijgewerkt, veel nog niet.







Oorsprong Deel 1
Wan helpt het gevecht tussen de grote geesten beëindigen.
Informatie
BoekGeesten
Hoofdstuk Nummer van de 61
Productie Code

Fanon

Hoofdstuk Nummer19 van de 52
Productie Code

Boek 2 Geest
Hoofdstuk 7
207

Originele vertoon datum18 oktober 2013 VS
Hoofdstukken Gids
← Vorige"De Valstrik"
Volgende →"Oorsprong Deel 2"
Artikelen over dit Hoofdstuk (19)
Afbeelding gallerij dit Hoofdstuk (12)
Afbeelding gallerij Bhanti (1)
Afbeelding gallerij Wan (8)
{{{catalogi}}}
Afbeelding gallerij Avatar (25)
{{{catalogi}}}

Beginnings 1 is het zevende hoofdstuk van Boek: 2 Geesten en het eerste hoofdstuk over Wan, de eerste Avatar.

"Oorsprong Deel 1" is de Nederlandse titel van hoofdstuk 207.

Samenvatting[]

Terwijl ze wordt genezen op een magische Vuurnatie wijze, verkent Korra haar vorige Avatar levens en ontdekt Wan, de eerste Avatar. In een tijd waar mensen leven op reusachtige Leeuwen schildpadden en geesten in de wildernis wonen, 'steelt' Wan opzettelijk de krachten van vuur, en raakt later bevriend met de geesten in de wildernis. Op een dag scheidt Wan Raava en Vaatu in hun strijd. Raava leert Wan dat Vaatu de geest van chaos en vernieling is.


Het Verhaal[]

Korra kijkt, nauwelijks bij bewustzijn, omhoog en ziet de bomen wegglijden als ze op haar rug liggend wordt verplaatst over een door bomen omzoomd pad. Twee vuurwijzen dragen een brancard waar ze op ligt een derde loopt ernaast. De wijzen komen een ruimte binnen, een oudere vrouw staat naast een hoog bed. Een van de wijzen zegt dat ze de Avatar gevonden hebben op het strand, maar dat ze zich niets meer kan herinneren. Korra mompelt herhaaldelijk de naam Raava als ze haar op het bed leggen. De vrouw gebruikt vuur op haar handen om Korra te onderzoeken. Ze zegt dat er een duistere kracht in haar gevaren is, die moeten ze uitdrijven voor deze de Avatar geest vernietigd.

Korra is in een soort hangmat geplaatst en wordt in een grot, met natuurlijke lichtgevende kristallen aan de wanden, met een katrolsysteem omlaag getakeld. De grot is voor een deel gevuld met water en Korra ligt met haar gezicht boven het water in het net. De vrouw vraagt de wateren de duisternis te laten zuiveren die haar geest teisteren terwijl Korra omlaag zakt.

Korra ziet zichzelf in een paars vloeibare omgeving. Ze ziet een spiegelbeeld van zichzelf in een blauwe gloed. Ze vraagt wie zij is, het spiegelbeeld zegt dat zij haar is. Ze vraagt wie zijzelf is een rimpeling als van een steen in water glijd over het spiegelende oppervlak en Aang verschijnt. Aang zegt haar dat zij de Avatar is. Ze zegt niet te weten wat dat is. Een volgende rimpeling en Roku verschijnt, hij zegt dat om zich dat te herinneren ze weer in kontakt moet komen met de Avatar geest. Een rimpeling en het is nu Kyoshi die zegt dat als ze faalt, duisternis de wereld zal verzwelgen, zij zal sterven en hun tijdperk zal ten einde lopen. Ze vraagt hoe ze met haar Avatar geest in kontakt kan komen. Een volgende rimpeling en Kuruk verschijnt die zegt dat ze terug moet keren, terug naar het begin en dat ze Raava moet vinden. Het is alsof ze meegevoerd word door stromend water en ze ziet een knul met armoedige kleding en omhoog piekend haar. Ze vraagt hem of hij Raava is, hij ontkent, maar zegt dat hij wel kan helpen haar te vinden. Hij stelt zich voor als Wan en hij zal haar laten zien hoe hij de eerste Avatar werd.

Wan de Dief[]

We zien Wan rennen door een straatje achtervolgd door drie mannen met maanzwaarden. De kleinste roept dat niemand steelt van de Chou broertjes. Wan vraagt wat hij nu dan doet, terwijl hij rennend naar adem hapt. De grootse zegt dat hij eraan gaat. Wan staat op een balustrade draait zich naar zijn achtervolgers en zegt dat hij zich springlevend voelt, hij springt achterwaarts met een hand langs zijn hoofd groetend omlaag. Wan grijpt tijdens zijn val een waslijn en omhoog naar een vensterbank. Hij zit daar op zijn hurken als de drie broers omlaag suizen, de waslijnen zijn niet sterk genoeg om de drie tegen te houden en ze komen nauwelijks vertraagd op de grond terecht. Een laken bedekt de drie en Wan volgt hierna, hij rent direct weer verder door straatjes en over een brug waar vogels opvliegen van schrik. Een van de broers roept hem weer te stoppen. Zoals vogels vaker doen bij opstijgen laten ze wat vallen en de drie broertjes krijgen de volle laag. Wan rent verder en springt, duikelt en zwaait langs de bebouwing zijn eigen parcours ontwerpend. Hij stopt op een leeg terras. Daar neemt hij net een hap van een broodje uit zijn zak met gestolen waar als de drie broers ineens voor hem staan. Hij groet de jongens en zegt dat ze mooi op tijd voor de lunch zijn terwijl hij het broodje midden in het gezicht van de grootste werpt. Die is nog niet bekomen als Wan haasje over met hem doet en er weer vandoor gaat. De middelste broer steekt de staf van zijn maanzwaard voor Wan zijn voeten, die onderuit gaat. De kleinste zegt dat hij toch gezegd heeft dat niemand van hen steelt. De grootste pakt hem op bij zijn kraag en smijt hem van het terras zo in de modderpoel van een bonte verzameling varken-achtigen. Hij veegt de modder van zijn gezicht.

Op een heuvelrug zien we een grote stad liggen, helemaal bovenop staat een hoge pagode, lager steeds kleiner huisjes. In het bos buiten de muren loopt Wan over een paar planken naar een opening in een boomhut. Hij stapt naar binnen en een medebewoner vraagt of hij weer gestolen heeft van de Chou's. Wan bevestigt dit en zegt er helemaal niets aan over te houden, op wat vieze broodjes en wat blauwe plekken na. Hij geeft een van de broodjes aan de ander en loopt met een volgend broodje naar een nis, achter een gordijn zit nog iemand. Wan zegt Yao dat hij wat eten voor hem heeft. Een man, half vergroeit tot boom neemt het broodje aan. Hij lacht en zegt dat hij het verrukkelijk vind. Hij dankt Wan hiervoor. Wan gaat ook zitten en een rij diertjes loopt naar binnen. De specht-hagedis twee grond eekhoorns en een duivegaai gaan voor hem staan en kijken hem aan. Hij vraagt of zij ook honger hebben en deelt zijn broodje aan hen uit. De andere bewoner zegt dat hij ook moet eten. Deze zegt dat zij meer honger hebben dan hij, bovendien is hij het beu om afval te eten. Hij zou graag in de voorraad kelder van de Chous komen, dan zouden ze eten als, hij verzint even, als Chous dus. De ander zegt dat als Chou senior hem tegenkomt in zijn paleis, hij gehakt van hem zal maken. Of erger nog, hij zou hem kunnen verbannen naar de geesten wildernis. Yao zegt dat hij zich niet moet laten verbannen, Wan moet niet willen om iets te maken te hebben met die geesten. Ze kruipen in je, verzieken je hersens en veranderen je in dit, hij wijst op zichzelf, en noemt zichzelf een monster. De ander zegt dat Wan geen domme dingen moet doen, hij moet de wereld accepteren zoals die is. Sommige mensen hebben macht en anderen niet. Hij zegt dat Wan dus geen macht heeft. Deze drinkt wat uit zijn beker en denkt na, hij glimlacht en zegt nee, ik heb inderdaad nog geen macht.

Er lopen diverse mensen op een groot plein in de stad. Een stevige stoere man vraagt luid of je sterk bent, nergens bang voor bent en het in je hebt om te vechten met de geesten, hij nodigt de toehoorders die zich aangesproken voelen dan mee te gaan op jacht. Wan staat vlak bij op het plein en roept dat hij wel mee wil gaan. De stevige man lacht het uit, hij zegt dat ze de hele week de wildernis ingaan, en hij denkt dat Wan het nog geen twee tellen vol zal houden. Wan zegt dat hij zich heus wel kan redden. Hij vraagt of ze inderdaad vuur mee krijgen. De stevige man bevestigt dat ze vuur mee krijgen, hij vraagt of Wan daar dan mee overweg kan. Die geeft toe dat hij daar niet echt ervaring mee heeft, maar hij. Een andere jager zegt hem toch mee te laten gaan, de vrijwilligers staan niet echt te dringen. De stevige man geeft toe en verwelkomt Wan bij de jacht.

Vuur[]

Het jachtgezelschap verlaat de stad over een kronkelig paadje, even later staan ze op een rotspunt die uitkijkt over de stad. De stevige man blaast een hoorn. De heuvel waar de stad op staat begint te beven en stijgt op. Wan zegt dat dit de leeuwen schildpad is. De stad blijkt op de rug van de reuze leeuwen schildpad te zijn gebouwd. De schildpad rijst op tot hij de mensen op de rotspunt kan zien. De stevige man spreekt de schildpad aan en zegt de grote bewaker van de stad dat zij zich in de geesten wildernis wagen om voedsel te zoeken voor hun volk. Hij vraagt om hen, alstublieft, de kracht van het vuur te geven. De schildpad spreekt dat de kracht met hen zal zijn en zij hem zullen behouden tot hun terugkeer. De stevige man zegt Wan eerst te gaan, die loopt braaf naar voren en de leeuwen schildpad raakt zijn voorhoofd en borst aan met de wijsvinger nagel en middelvinger nagel van zijn rechter voorpoot. De schildpad spreekt de wens dat het element vuur hem zal beschermen tegen de geesten. We zien stralend wit licht uit Wan komen op de plekken waar hij aangeraakt wordt tijdens de overdracht. Wan bedenkt zich geen moment en beweegt zijn arm stotend naar voren, hijzelf tuimelt achteruit en een steekvlam gaat naar voren. De stevige man zegt hem wel te zorgen dat hij op de geesten richt en niet op hen, hij loopt nu zelf naar voren. Wan zegt dat hij dat natuurlijk zal doen.

Het gezelschap wandelt het bos in. De stevige man zegt dat ze dicht bij elkaar moeten blijven, de geesten pakken het liefst achterblijvers. Wan blijft stokstijf staan en zegt beverig dat hij denkt dat hij dit niet kan. Hij krijgt de opmerking om op te houden met jammeren, ze hebben nog geen geest gezien. Wan zegt dat hij eigenlijk wel naar huis wil. De stevige man stapt tegen hem aan en zegt dat hij wel wist dat Wan een laffe snotneus was, hij geeft de opdracht om zijn vuur terug te geven aan de leeuwen schildpad. Hij wil het gezicht van Wan nooit meer zien. Wan blijft even staan tot ze ver genoeg weg zijn en gaat dan terug naar de boomhut. Daar wordt hij verwelkomt door de andere bewoner en Yao, de halve boom. Die vraagt wat voor lekkers hij nu weer voor hen gepikt heeft. Wan zwaait wat met zijn handen en er verschijnt vuur uit zijn onderste hand. De ander vraagt wat hij gedaan heeft, je mag niet stelen van de leeuwen schildpad. Wan zegt dat hij dat anders net gedaan heeft.

Overval[]

Wan loopt met de ander en nog een zestal mensen door de stad omhoog naar de hoogste pagode. De ander zegt dat hij toch weet dat het verboden is om het vuur mee de stad in te nemen. Hij smeekt Wan om naar de leeuwen schildpad te gaan en het vuur terug te geven. Wan zegt Yaya dat ze lang genoeg bang zijn geweest voor de Chous, het is tijd dat er wat verandert. Ze zetten maskers op en lopen verder. Onderaan de grote poort naar het Chou huis roept Wan de poort te openen en hen binnen te laten. Chou senior op het dak terras vraagt wat die vieze boeren hier te zoeken hebben. De oudste zoon stelt hem gerust, zij zullen dit wel oplossen, en ze gaan naar beneden. De poort gaat even voor hen open en direct weer dicht. Wan stelt zijn eisen; ze moeten alle voedsel voorraden inleveren dan laten ze hen met rust. De broers barsten uit in een kakelend gelach, de grootste zegt dat zij er niet eens lang zullen komen, zij hebben wapens. Hij zegt dat zij kansloos zijn. Wan vraagt sarcastisch dat zij kansloos zouden zijn. De broers vallen aan en Wan blaast ze aan de kant met een flinke vuurstoot. een volgende vuurstoot slaat een gat in de poort en Wan roept ze hem te volgen. Hij rent naar een klein gebouwtje en blaast de voor deur eruit. Hij zegt dat ze zoveel voedsel te pakken als ze kunnen dragen. Yaya komt naast hem staan en zegt dat hij misschien gelijk heeft en hebben ze toch de kracht om iets te veranderen. Een luide kreet zegt dat ze moeten blijven staan en Yaya zegt dat de Chous versterking hebben gevonden. Wan zegt ze te maken dat ze wegkomen, hij houdt ze wel bezig. De eerste vlammen splitst de groep gewapende mannen en de volgende schakelt er misschien een enkele uit. Daarna pakt Wan een speer en zwaait ermee rond tot de kleinste broer op zijn hoofd springt en hem verblind. Wan krijgt het nu wel voor elkaar om een mooie ring van vuur te maken. De Chou smeekt om genade tot hij ziet wie hij tegenover zich heeft. Bij het noemen van zijn naam heeft Wan even geen controle meer en de vlammen verdwijnen. Direct springen twee wachters bovenop hem en houden hem stevig vast. De kleinste Chou zegt dat hij nu eindelijk de kracht heeft en dan durft hij hem niet te gebruiken.

Diverse mensen staan op de rotspunt die uitkijkt over de stad. De reuze leeuwen schildpad is nu ook met zijn gezicht bij die rotspunt. Chou senior, voor de schildpad en tussen zijn zoons, gebied Wan te zeggen wie er nog meer meedeed met de opstand, dan zal hij misschien genadig zijn. Wan, nog steeds vast gehouden door twee bewakers, zegt dat hij hem helemaal niets zal vertellen. Chou senior zegt dat hij hem dan geen andere keuze laat. Hij verbant Wan hierbij uit de stad. De kleinste Chou zegt dat hij ook het vuur terug moet geven dat hij heeft gestolen. Wan protesteert, hij vraagt te wachten, hij spreekt de grote leeuwen schildpad aan en zegt dat het hem spijt dat hij zijn vuur heeft gestolen en hij zal zijn straf ondergaan, maar alstublieft, hij moet zichzelf wel kunnen weren in de wildernis. De reuze leeuwen schildpad zegt dat Wan nimmermeer mag terugkeren naar deze stad, maar hij zal hem toestaan de kracht van het element te behouden. Wan wordt door twee armen de wildernis in gestuurd. Yaya en Yao zitten op een tak naast de boomhut te kijken naar zijn vertrek. Yao zegt dat hij de morgen niet zal halen.

Wildernis[]

Wan loopt met een waakvlammetje door het bos. Zodra hij beweging ziet stuurt hij een paar vlammen. Vage snelle slierten half transparante wezens schieten tussen de bomen door. Een kreet klinkt en iemand zegt dat dat mens eens uit zijn doppen moet kijken. Wan vraagt wie dat zei. Het stemmetje roept ja hier. Onder zijn sandaal komt een glanzend blauw kikker achtig wezen tevoorschijn dat vraagt hoe hij het zou vinden als hij over hem heen liep. Wan zucht en zegt dat het maar een klein kikkertje is terwijl het wezen ondertussen mans hoog komt, nog tweemaal zo groot wordt en vraagt wie er hier klein is. Het stampt in een halfzachte poging om hem te pletten. Het wezen slingert een tong achter hem aan maar hij is snel genoeg weg en buiten bereik. Terwijl hij kijkt of het wezen hem niet achtervolgt grijpt een reuze vlees etende plant hem en sluit hem op in een speciaal gevormd blad. Hij trapt en schopt, maar de plant blijft hem vasthouden. Hij stuurt wat vuur en als dit niet snel genoeg effect heeft dan stuurt hij heel veel vuur. De plant opent hoestend het blad. De andere vlees etende planten reageren nieuwsgierig.

Het is avond geworden en we zien een paar lichtgevende druppels of vissen of kwallen door het bos vliegen Een groen bolletje pluis met heel lange poten springt langs Wan loopt op zijn laatste benen, struikelt erover en valt in het zachte gras. Hij ligt daar een paar tellen en grassprieten groeien om zijn armen, benen, hoofd en lijf. De bodem opent zich onder hem en hij wordt met gras tapijtje en al opgezogen de grond in. Hij is helemaal onder de zoden als ineens een vuurbal door het gras omhoog komt. Kort daarop gevolgd door Wan die kruipend uit de kuil komt en vervolgend weer in de benen gaat.

Het is weer dag aan het worden we zien een volledig door draaiende Wan met grote ogen en minuscule pupillen woest om zich heen kijken. Hij loopt onder een zwaar beschimmelde boom door waar peer vormige vruchten aan hangen. Hij plukt moeiteloos een van de grote bollen van een tak. Hij wil een hap nemen en schrikt van een zwerm boze vliegen. Ze vliegen op zijn hoofd af en hij rent gillend weg, hij rent zo een afgrond in. Na een paar stuiters en een glijbaan komt hij uiteindelijk op begroeide vlakke grond.

Hij kijkt op en ziet een eilandje in een bergmeertje liggen, een waterval aan de achterkant en aan zijn kant een brug. Vruchten bomen op het eilandje lokken hem over de brug, maar hij is nog niet halverwege of een katachtig wezen verschijnt voor hem en duwt hem zo weer terug de brug af. Het wezen zegt dat deze mens niet welkom is in hun oase. Wan vraagt of het hem alsjeblieft wil helpen hij heeft honger en de hele nacht niet geslapen. Het wezen op de brug zegt dat dit niet hun probleem is. Wan gooit een bundel vlammen op de brug voor het wezen en gebied het om hem erlangs te laten. Het wezen vraagt of hij vuur durft te gebruiken tegen hen. Het verschijnt vlak achter Wan, tilt hem bij de kraag, smijt hem door een paar bosjes heen en zegt dat hij nu weg moet blijven. Wan druipt af tot hij een hele stoet vreemde wezens langs ziet komen die de andere kant uitgaat. Ze gaan allemaal over het bruggetje naar de oase. Wan trekt wat struik aan en met alleen groen zichtbaar loopt hij mee in de stoet. Het wezen dat hem eerder weggestuurd heeft vraagt wie hij wel mag zijn. Hij antwoordt dat hij Bosje is, de bosjes geest en hij wil graag in de oase. Het wezen zegt dat het in orde is en dat hij door mag lopen. Ineens begint het wezen te snuffelen en zegt Bosje even te wachten er zit een luchtje aan hem, hij pakt het hoofd van bosje beet, trekt het masker af en zegt dat hij wel wist dat hij mens rook. Wan beland dit keer in de grote vijver naast de brug. Hij vraagt om hem erin te laten, voor maar heel eventjes. Er komt een overtuigend nee van de brug, het wezen is er duidelijk niet van gediend. Hij moet maar teruggaan naar zijn leeuwen schildpad. Wan zegt hem te geloven dat hij graag terug naar huis wil, maar dat kan niet hij is eruit geschopt. Diverse geestige wezens die de brug passeren zeggen dat het erg is voor hem en dat hij een arme stumper is. Het wezen dat de oase bewaakt zegt ze geen medelijden met hem te hebben, hij is net zo slecht als ieder ander mens, hij is lelijk, vernielzuchtig en volkomen respectloos voor de natuur. Wan vraagt de lelijkerd wie er nou lelijk is. Een van de andere wezens zegt dat als hij niet terug mag naar zijn eigen stad hij toch een andere stad kan zoeken om in te wonen. Wan vraagt verbaast of er dan nog meer leeuwen schildpadden zijn. Het oase bewaker wezen springt op om zoveel domheid, en roept natuurlijk zijn er nog meer leeuwen schildpadden, het stikt ervan, het wezen concludeert dat mensen nog stom zijn ook. Wan vraagt waar hij de dichtstbij zijnde stad dan kan vinden. Het wezen zegt dat er volgens hem een ligt aan de andere kant van de gaat je geen moer aan vallei en het lacht om de eigen grap. Wan zegt sarcastisch dat hij dat wel grappig vindt, hij vervolgt het zo maar te laten, hij vind de andere steden zelf wel. Hij draait zich om en waad weg door het water, er wordt hem nog succes toegewenst door een ander wezen, als hij kopje onder verdwijnt in een dieper deel van het water.

Wan loopt over een redelijk open grasveldje in het bos. Hij volgt een paadje als hij ineens een net in een boom ziet hangen. Zijn maag zegt honger en het dier ziet er best smakelijk uit. Hij maakt alvast wat vuur in zijn handen als hij in de ogen van het dier kijkt. Hij laat het vuur weer doven en zegt het kermende dier stil te zijn, hij komt hem alleen maar bevrijden. Hij klimt in de boom om het net los te maken als van de andere kant over het paadje het jacht gezelschap nadert. De stevige man zegt dat ze eindelijk iets gevangen hebben. Hij geeft opdracht om het net te laten zakken. Wan staat op de tak waar het net aan hangt en gebied ze weg te gaan. De stevige man vraagt of hij Wan is en wat hij nu weer hier doet. Wan zegt dat hij de dieren red. De stevige man zegt dat dat dier hun voedsel is en hij beveelt nu Wan om weg te wezen. Wan zegt nee, springt over het gezelschap heen en geeft een stortvloed aan vuur en vlammen over hen heen. Ze krabbelen allemaal weer vrij snel op en beginnen Wan te achtervolgen, de stevige man nog wat na-smeulend. Ze rennen door het bos en de jagers geven om beurten een vuurstoot richting Wan die net buiten bereik blijft. Hij herkent het moeras gras waar hijzelf bijna in wegzonk en slingert er aan wat planten strengen overheen. De jagers hebben er meer moeite mee, na enkele stappen in het gras verzwelgt het al een jager en de rest moet zich met veel vuur terugtrekken. Wan komt langs de nep vruchten boom en neemt enkele bollen mee die hij even later aan de voeten van de jagers gooit. Een van de jagers wordt door de beestje meegevoerd de lucht in en verdwijnt boven de bomen. De overgebleven twee geve nnu veel vuur naar Wan. Hij springt in een boom en valt er weer uit. De stevige jager zegt dat zijn truken doos nu wel leeg zal zijn. We zien het oase bewaker wezen in blauwe dampslierten verschijnen achter de jagers. Het wezen kruipt in de huid van de andere jager en zegt dat het de pest heeft aan mensen, terwijl het in blauwe dampslierten gehulde mensenlichaam langzaam vervormt naar het uiterlijk van het wezen. Het wezen haalt uit naar de stevige man die geen idee heeft wat er gebeurt en in volle paniek wegrent. Het oase wezen verlaat de andere jager weer en na enig uitdampen bekijkt deze zichzelf en rent ook gillend weg. Het oase wezen heeft het lichaam van de andere jager half naar zijn uiterlijk vervormt. Het wezen vraagt waar die mens nou zo om loopt te schreeuwen, hij is stukken knapper zo.

Stinky[]

Het wezen legt Wan in het water van de oase. Het water om hem heen straalt in een blauwe gloed. Hij zegt zich heerlijk te voelen en vraagt wat er in het water zit. Het oase wezen zegt dat het water speciale helende krachten heeft. Een ander wezen brengt hem wat fruit. Hij vraagt wat het oase wezen nu eigenlijk met die jager deed. Het antwoord dat geesten korte tijd in het lichaam van een mens kunnen kruipen. Als het langer was blijven zitten dan had het hem gedood. Nadenkend zegt het dat dat wel in de gedachten opgekomen was. Wan dankt het weze dat het hem heeft gered, maar hij vraagt waarom hij gered werd. Het wezen zag dat hij het kat-hert redde van de jagers. Het heeft nog nooit zo een edelmoedige daad gezien van een mens. Het kat-hert geeft kopjes tegen zijn schouder als Wan zegt dat hij toch zei dat hij anders was. Het oase wezen zegt dat het hem als mens verkeerd ingeschat had. Een van de andere wezens vraagt of hij nog op zoek gaat naar een andere leeuwen schildpad. Wan zegt dat dat zijn plan was, maar dat hij wel even genoeg heeft van de mensen. Hij blijft hier nog wel eventjes om de geesten te bestuderen. Diverse van de wezens lijkt g=het leuk en interessant om hem hier te hebben. Het oase wezen roept om een momentje, het zegt dat een mens die samen leeft met geesten, nog nooit gebeurt is. Wan zegt dat een de eerste moet zijn. Het oase wezen denkt even en zegt dat het te proberen valt. Het heeft nog nooit een mens als huisdier gehad. Het vraagt zich af hoe het hem zal noemen en komt op Stinky. Wan zegt een beetje geïrriteerd dat hij Wan heet. Het wezen blijft hem plagen en zegt dat Stinky toch meer in de buurt komt.

De stevige jager komt aan op het plein en een van de mensen daar vraagt wat er gebeurt is en waar de anderen zijn. Hij zegt dat ze weg zijn, gepakt door de geesten. Ze beschermden die knul Wan alsof hij er een van hen was. Yaya staat te luisteren en zegt enthousiast tegen Yao dat Wan dus nog leeft.

Vuurmeester[]

We zien een witte draak onrustig heen en weer vliegen, een liggend acht patroon volgend. De draak daalt en volgt nu de bewegingen van Wan die best wel veel van de drakendans weg hebben. Wan stuurt vuur bij elke volgende stap. De stevige jager vertelt dat zoals Wan vuurstuurt, hij nog nooit gezien heeft. We zien het jachtgezelschap aan de overkant van de brug staan. Ze sturen vuur naar Wan die het oppakt, bundelt en naar hen terugstuurt. De stevige jager verteld dat Wan het vuur als verlengstuk van zijn lichaam gebruikt. We zien het jachtgezelschap vluchten en de geesten komen weer tevoorschijn. Een klein wezentje geeft Wan een kopje drinken.

In de stad op het rugschild van de leeuwen schildpad spreekt Yaya een menigte toe. Hij zegt dat Wan heeft bewezen dat met de kracht van vuur iedereen kan overleven in de wildernis, ze hoeven niet meer gebukt te gaan onder de regels van de Chou senior. Hij stelt voor om de stad te verlaten en opnieuw te beginnen en vraagt wie er mee gaat. Heel veel van de mensen juicht en stemt toe. We zien een lange rij mensen op de rotspunt bij de leeuwen schildpad staan. Er loopt een menigte met vuur in hun hand weg van de stad de geesten wildernis in. De vlammen weerspiegelen in de ogen van de schildpad als waren het tranen.

Wan stapt op de rug van het kat-hert en vraagt Mula of die klaar is voor vertrek. Het oase wezen vraagt of hij zeker is dat hij weg wil gaan. Wan zegt van wel, het is tijd om de wereld in te gaan en andere leeuwen schildpad steden te ontdekken. Het oase wezen zegt dat het trots is dat het Stinky zijn vriend mag noemen. Wan bedankt hem voor alles en zegt de rest vaarwel. Een van de andere wezens zegt dat ze hem zullen missen. We zien Wan op de rug van het kat-hert reizen door bergen, over een hangbrug, en door weiden. Ze liggen s'avonds te rusten bij een vuurtje en trekken over duinen.

Titanenstrijd[]

Wan vult zijn waterzak in een watertje als er een grote groep wezens wegrennen. Er wordt geroepen dat de oppermachtige geesten vechten. Een andere geestige stem zegt dat ze de hele vallei uitroeien. De aarde rommelt en Wan vertrekt met Mula in de richting van het lawaai. In de verte zien ze twee gigantische wezens om elkaar heen zwieren en wentelen. De geesten hebben ongeveer de vorm van een vlieger, met een groot ruitvormig vlak boven, aan de zijkanten korte slierten en onderop uitlopend in een massa lange slierten. De een is wit met lichtblauwe strepen en een donkerder blauwe rechthoek terwijl de ander zwart is met rood bruine strepen en een oranje rechthoek. Waar het worstelende stel de bergen raakt storten delen van de bergwand in. De witte houdt de donkerder vast met lange slierten. Het is duidelijk dat de lichte niet wil dat de donkere wegkomt. Wan springt van Mula en rent dichterbij, hij roept ze te stoppen en bekrachtigd zijn wens met een vuurstoot tegen de witte slierten. Hij roept dat ze alles kapot maken. De witte houdt de zwarte nog steeds vast en roept galmend terug dat het niet een mensen zaak is. Wan verklaard dat het dat wel is als het leven van geesten en dieren bedreigt wordt. De donkere zegt met verstikkende stem dat als hij zo'n geestenvriend is, hij zijn vuur moet gebruiken om hem te helpen los te komen. De witte zegt de ander de mens erbuiten te houden, dit is iets tussen hen. De zwarte vraagt hem alsjeblieft te redden, ze martelt hem al tienduizend jaar. Wan herhaalt tienduizend jaar, dit lijkt hem best wel lang. Hij haalt uit en stuurt weer vlammen tussen de geesten in. De witte slaat hem opzij in een poging weer de overmacht te krijgen. De zwarte wordt nog vastgehouden met een enkel sliertje als Wan weer bij hen komt. Hij haalt uit en verbreekt de verbinding. De witte gilt heel hard nee, maar dat mag niet baten, de zwarte geest zit al op een bergtop verderop. En dankt de mens Wan voor het bevrijden, hij heeft de geesten een grote dienst bewezen. En de zwarte geest verdwijnt. De witte geest vraagt hem best wel boos of hij beseft wat hij heeft gedaan. Wan zegt van wel, hij heeft de geest bevrijd die overheerst werd door deze. Die zegt dat hij een ernstige fout maakt, het hield hem juist in bedwang. Wan vraagt wat hen dat recht geeft. De geest vraagt of hij wel weet wie zij zijn. Wan vraagt of dat nodig is. De geest zegt van wel, het zegt dat hun naam Raava is, en de geest die hij heeft bevrijd is Vaatu. Hij is de kracht van duisternis en chaos, zij zijn de kracht van licht en vrede. Al sinds het begin der tijden strijden zij om het lot van deze wereld, En de afgelopen tienduizend jaar hield het de duisternis in bedwang, en de wereld in evenwicht. Totdat hij voorbij kwam. Wan verklaart dat hij dus door Vaatu te bevrijden chaos in de wereld heeft gebracht. De geest bevestigd dit, de geesten en mensen wereld gaan hun ondergang tegemoet, en dat is allemaal zijn schuld.

Korra fluistert in haar hang net in het water ze zegt: "Raava, ik heb je gevonden".

Grappig[]

  • Wan is mogelijk een van de eerste parcours freerunners.
  • De kalkoen-varkens kunnen ook grote kip-varkens zijn zoals ook in hoofdstuk 207 "Zuko Alleen"
  • Vlees etende plant de Transcript gebruikt Venus Flytrap en de Flora pagina heeft alleen Flytrap. Nu is er in die wereld wel of niet een Venus. Maar het is niet heel erg waarschijnlijk dat deze omvangrijke planten zich beperken tot het vangen van vliegen. Wan werd als een hapje gezien.
  • De oase lijkt wat omgeving betreft best wel wat op de Noordelijke Geesten Oase die Aang bezocht heeft.

Foutjes[]

  • Er is vee en broodjes in de stad, wat voegen de jagers werkelijk toe aan de stad.

Optredens[]

Drie vuurwijzen (leden van de Bhanti ), een oude vrouw die met vuur ziekte kan zien (Shaman)

Wan, de drie broers Chou, Chou senior

Diverse mensen in de stad, op het plein bij de recrutering.

Stevige jager, twee groepen van vier minder stevige jagers, het jachtgezelschap.

Yaya en Yao, de mede boomhut bewoners van Wan

Zes man die mee gaan om de voorraad van de Chou's te helpen verplaatsen.

Een peloton niet sprekende wachters bij de Chou residentie, een enkele zegt halt, maar niet duidelijk wie deze rol heeft.

Bij een bijeenkomst juichen mensen Yaya toe, maar er is niet duidelijk wie of wat.

Nogal wat verschillende dieren en geesten.

Advertisement