Avatar Wiki
Advertisement
Boek 2: Aarde in de Legende van Aang
<< Water (De Grot van Twee Geliefden) Vuur >>
1 De Avatar Trance (201)
2 De Grot van Twee Geliefden (202)
3 Terug naar Omashu (203)
4 Het Moeras (204)
5 Avatardag (205)
6 De Blinde Bandiet (206)
7 Zuko Alleen (207)
8 De Jacht (208)
9 Bitterhard Werken (209)
10 De Bibliotheek (210)
11 De Woestijn (211)
12 De Slangenpas (212)
13 De Boor (213)
14 Stad van Muren en Geheimen (214)
15 Verhalen uit Ba Sing Se (215)
16 Appa's Verloren Dagen (216)
17 Het Laogai Meer (217)
18 De Aarde-koning (218)
19 De Goeroe (219)
20 De Tweesprong van het Lot (220)
   

Misschien bedoel je de locatie: de Grot van de Twee Geliefden?

Aang_Hoe vinden we ooit de weg uit dit doolhof? 
  Ik heb een krankzinnig idee._Katara
Aang_Wat dan? 
  Nee, laat maar, het is te krankzinnig._Katara
Aang_Katara zeg het nou. 
  Ik zat te denken, volgens de vloek
komen we hier alleen uit als we vertrouwen op de liefde.
_Katara
Aang_Jaa.  
  En hier staat: Liefde straalt pas echt in het duister,
met een afbeelding erbij waarop ze zoenen.
_Katara
Aang_Enn. . Wat is je idee dan? 
  Nou, als wij nou eens zoenden?_Katara



De Grot van Twee Geliefden
Katara en Aang in het bijna duister en op het punt elkaar een kus te geven.
Informatie
BoekAarde
Hoofdstuk Nummer22 van de 61
Productie Code

Boek 2 Aarde
Hoofdstuk 2
202

Hoofdstuk Nummer van de 52
Productie Code

Fanon

Originele vertoon datum*24 maart, 2006 (Engels)
Hoofdstukken Gids
← Vorige"De Avatar Trance"
Volgende →"Terug naar Omashu"
Artikelen over dit Hoofdstuk (12)
Afbeelding gallerij dit Hoofdstuk (20)
{{{catalogi}}}

De Grot van Twee Geliefden is het tweede hoofdstuk van Boek 2: Aarde. De productie code is 202.

Samenvatting[]

Terwijl ze op de weg zijn naar Omashu, komen Aang en de groep een groep zorgeloos reizende Nomaden tegen. De nomaden gaan met hen mee door de een enorme tunnel die bekend staat als de "Grot van de Twee Geliefden".

Zuko en Iroh zijn opgevangen door aardige dorpelingen nadat Iroh per ongeluk thee drinkt van een giftige plant. Song, een jonge genezer, toont Zuko de gevolgen van de oorlog vanuit het perspectief van een normale burger.

Aang en Katara groeien dichter bij elkaar als ze de oorsprong van de grot ontdekken. De liefde brengt hen uiteindelijk naar de uitgang. Sokka en de nomaden vinden de uitgang met behulp van Dasmollen.

Het Verhaal[]

We zien een rustig watertje, er zijn twee poorten of rotsbogen. Katara en Aang zijn aan het oefenen met watersturen Sokka dobbert op een blad dat hij gebruikt als een soort bootje en Momo gebruikt zijn buik als kussen. Appa drijft wat verderop op zijn rug. Sokka vraagt of ze zo uit gebadderd zijn, ze hebben nog een heel eind te gaan als ze vandaag Omashu willen bereiken. Katara zegt dat hij ook niet klaar is voor vertrek met alleen een luier om. Sokka zegt dat hij serieus in twee minuten aangekleed kan zijn, Aang vraagt of Katara de octopus vorm nog eens wil oefenen met hem. Ze zegt dat hij de basis positie moet innemen. Ze is niet helemaal tevreden met zijn houding en loopt naar hem toe. Ze zegt hem dat hij zijn armen te wijd houd, terwijl ze dicht achter hem komt staan en eerst zijn rechter en dan zijn linker elleboog neemt en dichter naar elkaar duwt. Ze zegt dat als hij zijn armen dichter bij elkaar houdt hij zijn middel beter beschermt. Aang bloost een beetje door haar omarming. Ze loopt weer een stukje weg en zegt hem te laten zien wat hij kan. Aang maakt aan twee kanten uit het water oprijzende slierten en Katara bestookt hem met een serie ijs messen. Aang vangt ze met de octopus armen en werpt ze terug. Hij laat een sliert om Katara's been kronkelen. Katara stopt met de messen en complimenteert leerling Aang met zijn mooie octopus. Aang heeft een octopus lijf om zichzelf gemaakt en de armen steken hieruit.

Waakhond Momo hoort iets en kirt opgewonden. Sokka kijkt tussen Momo's oren door wat er is en we horen gezang uit het bos komen. "Tanadana Tanadano Wordt niet verliefd op een meisje dat zwemt Ze plukt je kaal en breekt je hart." De zanger stopt met zingen en spelen en groet de riviermensen. Een bont gezelschap is uit het bos komen wandelen, de zanger met zijn dramyin, een fluitspeler een dansers en een trommelaar. Katara zegt dat zij geen riviermensen zijn. De zanger vraagt wat voor mensen ze dan zijn. Aang antwoord dat ze gewoon mensen zijn. De zanger spreid de armen en zegt dat we dat allemaal zijn. Sokka vraagt botweg wie zij dan zijn. De Zanger zegt dat hij Chong is en hij wijst naar de dame die zojuist de fluit speelde en stelt haar voor als zijn vrouw Lily. Hij gaat verder dat ze nomaden zijn en dat ze overal heengaan waar de wind hen heenvoert hij geeft een kreet van "Yea Yeah Yeeaah" terwijl hij zijn dramyin verticaal houdt en alle snaren tegelijk aanslaat. Aang vraagt of zij echt nomaden zijn, hij zegt ook een nomade te zijn. Chong zegt dat hij ook een nomade is. Aang kijkt een beetje moeilijk en zegt dat Chong dat zojuist ook al zei. Chong doet "Oh" en gaat verder dat Sokka een mooie onderbroek aan heeft. Sokka pakt Momo van zijn hoofd en houd hem voor zijn buik terwijl hij weg schuifelt alsof hij er niet is.

Thee[]

We zien een gezicht in extreme close up, een sierlijk bloempje vlak voor de neus. De neus snuift aan het wit met rode bloem blaadjes en geel hart bloempje dat op een heel lange stengel uit een bonsai achtig struikje groeit. Zuko komt uit een struik gekropen en zegt niets te eten gevonden te hebben. Hij zegt zo niet te kunnen leven en niet geschikt te zijn voor vluchteling. Hij trapt wild tegen een kluitje en zegt dat dit zo geen doen is voor hem. Iroh zit nog steeds op zijn hurken bij het bloempje. Hij vraagt zijn oom wat die nu aan het doen is. Zijn eens kale hoofd is nu met zwart grijze stekeltjes bedekt. Iroh zegt dat dit de zeldzame witte draken struik is, van de bladeren kun je thee zetten die hartverscheurend lekker is. Hij houd de handen samen en krult met zijn lijf van de gedachte aan het genot. Hij krabt wat aan zijn kin en zegt dat het ook de witte jade struik kan zijn, en die is erg giftig de gruwel is op zijn vertrokken gezicht te zien. Zuko barst uit dat ze eten zoeken en geen thee. Hij zegt dat hij wel gaat vissen en loopt weg. Iroh zit tegen de struik te praten en zegt met een lach, verrukkelijke thee of, met vertrokken gezicht, dodelijk gif.

Verhalen[]

We zien een groot oog omgeven door in stengen gevlochten haar met iedere paar knopen een roze bloem en elastiekjes bij de kwast. Een van de dansers zit in zij nek nog een bundel haar te vlechten. Aang Chong en nog drie anderen liggen op poten of masseren Appa's beverstaart. Sokka komt aanlopen en Aang, met een bloemenkrans om zijn hoofd, zegt hem dat hij hun verhalen moet horen, die lui zijn overal geweest. Chong zegt de kleine pijlenbol dat ze niet overal geweest zijn, maar waar ze niet geweest zijn daar kennen ze wel verhalen en liedjes over, Sokka vraagt het zich af. Aang zegt enthousiast dat ze hen een reuze aardworm willen laten zien. De drummer gaat verder dat er even verderop een waterval is die een eindeloze regenboog maakt terwijl hij zich op zijn rug laat rollen en de armen uitspreid. Sokka vraagt hen hem even aan te horen, hij wil niet de spelbreker zijn, maar omdat Katara bezig is zit er niets anders op. We zien Katara op een voorpoot van Appa zitten en Lily even hogerop achter haar, haar haar vlechtend. Hij stelt dat ze naar Omashu moeten gaan. Er staan geen zijsporen op de planning, geen reuze aardwormen en al helemaal geen regenbogen. Aang moet leren aardsturen. Chang komt iets omhoog en zegt dat er hier zo te horen iemand ernstig last heeft van bestemmings koorts. Hij lacht even en zegt dan dat Sokka niet zo moet piekeren over waar hij heen gaat. Lily vertaald het als dat hij zich minder moet richten op het waar en meer op het gaan. Katara begrijpt er met grote ogen ook niets van. Sokka zegt Oh, even daarna Ma en daarna Shu, terwijl hij bij iedere lettergreep verder naar voren buigt om het maar zo duidelijk mogelijk te maken. Katara verklaart hun visie en zegt dat Sokka gelijk heeft, ze moeten koning Bumi vinden zodat Aang veilig kan leren aardsturen. Chong zegt dat ze dan in Omashu moeten zijn. Sokka slaat uit frustratie met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd.

Echte Legende[]

Chong begint over een oud verhaal over een geheime pas, die dwars door de bergen gaat. Katara heeft ondertussen haar haar tot haar middel vol met bloemetjes en vraagt of het echt is of een legende. Hij vervolgt dat het een echte legende is, en dat die zo oud is als het aardsturen zelf. Hij begint te neuriën en Lily valt ergens in met haar fluit, de trommelaar legt de trommel op zijn omvangrijke buik en trommelt er vrolijk mee. Hij zingt van "Twee minnaars, hun liefde was verboden. Een volk verscheurd door oorlog van elkaar gescheiden door een berg. Baanden zich een weg om samen te zijn." De dansers dansen er vrolijk op los, zij worden ook niet gehinderd door enig ritme. Hij gaat even zonder zich te begeleiden verder dat hij de volgende regels een beetje vergeten is maar de rest gaat zo. En hij zingt en speelt weer verder "Geheime tunnel, geheime tunnel, door de bergen, geheim geheim, geheim. geheime tunnel Yeah" en hij laat zich onderuit zakken. Iedereen behalve Sokka geeft applaus hij zegt dat ze het maar houden bij vliegen, ze hebben de vuurnatie al eens verslagen, ze zullen zich wel redden. Aang bedankt voor de hulp en zegt dat Sokka wel gelijk heeft, Appa gaat niet graag ondergronds, en ze moeten het hem zoveel mogelijk naar de zin maken.

We zien een vuurnatie compagnie met een batterij zwaar geschut. De commandant geeft bevel te vuren en grote klodders brandend materiaal vliegt vol in vlam achter Appa omhoog. Appa gromt luid en weet niet hoe snel hij moet vliegen om niet tegen een van de vlammende klodders te komen. Onze vrienden gillen het uit van angst.

We zien de groep nomaden op en rond een omgevallen boomstam zitten. Sokka komt langs lopen met overal roetvegen, hij zegt met verslagen stem dat de geheime liefdes grot is waar ze naartoe gaan. Sokka wijst vooruit, Aang en Katara komen er minstens zo gehavend, vol roetvegen achteraan sjokken. De nomaden volgen hen met hun blik.

Zuko komt aanlopen met een heel lange speer en een heel klein visje aan de punt. Iroh vraagt Zuko of hij nog weet van die plant die hij voor thee aanzag. Zuko zegt dat het toch niet waar is. Iroh bevestigd van wel, en dat het geen thee was. Zuko springt geschrokken achteruit en laat zijn vangst vallen. Iroh zit met een takje op zijn rug te porren en zegt dat als de uitslag zijn keel bereikt, zijn ademhaling zal stoppen. Hij haalt de tak van achter zijn rug vandaan en zegt Zuko te kijken wat hij heeft. Er zitten een paar trossen met roze rode bessen aan de tak. Iroh zegt dat het bacui bessen zijn deze zijn een bekend tegengif zijn voor de witte jade struik. Hij vervolgt dat het ook maka'ole bessen kunnen zijn, daar wordt je blind van. Zuko pakt de tak en gooit hem een eind weg, hij zegt dat ze geen risico meer nemen met die planten. Hij zegt dat ze hulp moeten zoeken, terwijl Iroh probeert door zijn broek heen te krabben. Iroh vraagt hem waar ze dan naartoe kunnen, Ze zijn vijanden van het aarderijk en vluchtelingen voor de vuurnatie, hij krabt nu zijn onderbeen onder zijn broek. Zuko herhaalt dat als het aarderijk hen vindt, ze er geweest zijn, Iroh gaat verder dat als de vuurnatie hen vind, ze in handen komen van Azula. Ze denken er heel even over na en draaien zich tegelijk om na een besluit, dan maar het aarderijk zegt Zuko en ze gaan direct op weg.

In de Grot[]

Onze vrienden lopen samen met de nomaden door een kloof geflankeerd met ruïnes. Sokka vraagt hoe ver het nog is naar de tunnel. Chong begint dat het eigenlijk niet een tunnel is, de geliefden probeerden te voorkomen dat hun liefde bekent werd en dus hebben ze een heel labyrint gebouwd. Sokka stopt en grijpt naar zijn hoofd, hij herhaalt vragend of het een labyrint is. Chong bevestigd dat hij dat zojuist gezegd heeft. Lily zegt dat als je maar vertrouwen hebt in de liefde, volgens de vloek dan. Sokka blijft nu stokstijf staan en de rest passeert hem, Nu roept hij vragend naar een vloek. De kloof is smaller geworden en ze staan voor een grote donkere opening in de berg. Boven de opening is een tekst uitgehouwen in de rots. Chong zegt juichend dat ze er zijn. Sokka wil weten wat voor vloek het is. Chong verhaalt dat de vloek zegt dat alleen zij die vertrouwen op de liefde de grotten doorkomen, anders blijf je er eeuwig in ronddolen. Lily verbetert hem en zegt tot de dood. Chong herkent de woorden en zegt dat het inderdaad tot je dood is. Hij klaart op en zegt dat hij nu ineens de rest van het lied ook weer weet. Hij slaat zijn dramyin aan en zingt "Tot je dood". Sokka roept nu hard dat hij het genoeg vindt. En vervolgt dat ze hen echt dat vervloekte hol niet in krijgen. De drummer wijst naar waar ze vandaan komen en zegt dat daar iemand een groot kampvuur heeft. Katara zegt Moku dat het geen kampvuur is. Sokka verklaart dat het de vuurnatie is die hen volgt. Aang vraagt aan Chong of, als ze op de liefde vertrouwen, ze die grot dan ook weer uitkomen. Chong antwoord meneertje pijlebol dat dat zo is. Aang zegt vol vertrouwen dat het dan wel zal lukken. Sokka zegt nu dat iedereen de grot in moet. Appa protesteert met wat gegrom, maar volgt de rest. De wanden in de grot zijn voorzien van allerlei gevaarlijk uitziende figuren met grote tanden en zwaarden. We zien enkele toendra tanks de grot naderen. Een commandant met een ooglapje geeft vlak voordat ze de grot ingaan het bevel te stoppen, het wordt te gevaarlijk. Hij zegt dat ze toch wel weten hoe dat liedje gaat. Hij geeft het commando de ingang af te sluiten. De berg handelt het verder wel af. Enkele tanks schieten harpoen haken in de rotswand boven de ingang. Van binnenuit zien we de hoeveelheid licht snel afnemen als de rots instort en de ingang afsluit.

Chong heeft een fakkel aangestoken en we zien dat Appa grommend probeert tegen de wand op te klauteren. Katara probeert hem gerust te stellen, het komt wel goed, hoopt ze. Sokka zegt dat het echt wel goed komt, zolang ze maar een plan hebben. Aang staat met Momo in zijn armen. Sokka vraagt aan Chong hoelang deze fakkels branden. Chong heeft een fakkel aan zijn Dramyin geplakt en zegt dat ze zo'n twee uur per stuk branden. Lily Zegt dat ze vijf fakkels hebben en dus voor tien uur licht, terwijl ze er vier tegelijk aansteekt. Sokka reageert ogenblikkelijk en begint ze weer te doven met de opmerking dat dat niet werkt als je ze allemaal tegelijk aansteekt. Lily zucht en geeft Sokka gelijk. Sokka klimt op Appa en grabbelt in de bagage terwijl hij zegt dat hij een kaart gaat maken, waarmee ze dan precies kunnen zien waar ze al geweest zijn. Dan moeten ze de uitgang zo kunnen vinden, net als bij een doolhof. Hij heeft een vel in zijn handen en tekent waar ze nu zijn. Ze gaan gezamenlijk dieper de grot in.

Vluchtelingen[]

We zien een dorpje aan een meertje, Alle daken zijn gelijk soortig, bijna zwart. Het twintigtal huizen staan netjes om een rechthoekig plein. Iemand is bezig met glazen bollen en een brandend strookje hout om die vervolgens te koppen op de rug van een persoon, het is niet erg prettig, aan het gezicht te zien. Op een bankje zit een schimmig persoon met zijn strooien hoed op. Iroh zit op een brancard en een dame smeert zijn huid in met een groene zalf. Ze zegt dat ze vast niet uit de buurt komen, zij blijven wel af van de witte jade, laat staan dat ze er thee van zetten en drinken. Iroh lacht zichzelf uit en eindigt met een oops. Ze vraagt of ze al lang onderweg zijn. De schimmige persoon is Zuko die zegt dat zij inderdaad onderweg zijn. Ze vraagt of zij ook een naam hebben. Zuko herhaalt de vraag of ze een naam hebben, hij zegt dat ze natuurlijk een naam hebben, hij zegt dat hij Lee het en dat dat zij oom Mushi is. Hij aarzelt zolang en met keel schrapen voor iedere naam dat deze niet als echt overkomen. Iroh vindt het blijkbaar geen mooie naam en zegt dat zijn neefje vernoemd is naar zijn vader dus we noemen hem gewoon Junior. Ook Iroh geeft met teveel twijfel weg dat dit niet oprecht is. De dame herhaalt hun namen, Mushi en Junior, ze vervolgt dat haar naam Song is. Ze stelt voor dat de heren vanavond bij haar thuis komen eten. Zuko verontschuldigd zich direct met de mededeling dat ze weer verder moeten. Ze dringt nog wat meer aan en zegt dat ze dat jammer vindt want haar moeder maakt altijd teveel eten klaar. Iroh vraagt waar ze woont. Hij ziet er niet uit, ze heeft alle rode plekken ingesmeerd met vaalgroene zalf.

We zijn ergens in de grot. Sokka draait zijn kaart, en nog eens, hij weet blijkbaar niet meer welke kant boven of onder is. Katara klaagt bij Sokka dat dit al de tiende doodlopende gang is. Sokka legt uit dat hij er niets meer van begrijpt, ze zijn hier al eerder geweest. Chong zegt dat ze geen kaart nodig hebben, alleen maar liefde, die kleine vindt de weg wel, doelend op Aang. Die reageert dat dat wel lukt, maar een kaart is ook wel handig. Sokka vergelijkt zijn kaart met de gangen en zegt dat er iets vreemds aan de hand is. Hij rolt zijn kaart dicht en zegt maar een verklaring te hebben. Iedereen staat te wachten op zijn conclusie. De gangen veranderen. Op dat moment schud de hele grot, alsof er een aardbeving plaatsvind. Momo verstopt zich onder Aangs cape en allen staan angstig naar het plafond te kijken.

Iroh en Zuko zitten aan tafel bij Song, Haar moeder komt binnen met een schaal met een gebraden vogel achtige. Ze zegt dat ze hoorde dat zij vluchtelingen zijn, ze zijn zelf ook ooit gevlucht. Song vertelt dat zij nog klein was toen de vuurnatie hun boeren dorp plunderde, alle mannen werden weggevoerd. Ze laat haar hoofd hangen en zegt zachter dat dat de laatste keer was dat ze haar vader gezien heeft. Zuko zegt dat hij zijn vader ook al jaren niet gezien heeft. Song vindt dit erg en vraagt of hij moet vechten in de oorlog. Iroh slurpt lange slierten eten hoorbaar zijn mond in. Zuko denkt even na en bevestigt dat zijn vader ook in de oorlog vecht.

Gescheiden[]

Chong zegt dat de gangen steeds veranderen, hij houd zijn handen tegen zijn hoofd en roept dat dat vast de vloek moet zijn. Jammerend zegt hij dat hij wist dat ze hier weg hadden moeten blijven. Sokka sneert dat ze maar naar hem hadden moeten luisteren. Katara maant iedereen tot stilte, ze hoort iets. Een ijselijk gekrijs is hoorbaar vanuit de diepte van het duister. Momo houd het voor gezien en vlucht van Sokka's schouder naar een veiliger plek. Plotseling komt er iets aanvliegen, bruine vleugels en een grote bek vol tanden. Sokka en Chong deinzen achteruit voor het gemeen kijkende vliegende monster. Katara heeft Momo in haar armen en allemaal schrikken ze. Chong roept dat het een vliegend monster met tanden is. Het monster land op vier ranke pootjes en keert zich om. Iemand roept dat het een vliegende wolf is. Deze stijgt weer op en probeert iemand te vinden die zich niet verdedigt. Sokka zwaait naar het beest met de fakkel en laat die per ongeluk uit zijn handen vliegen, zo bij Appa tegen een poot. Appa springt op en maakt zo'n wild kabaal dat de vliegende wolf het voor gezien houdt en de benen neemt. Appa loopt nu wild heen en weer in een poging hieruit te ontsnappen hij stoot tegen diverse wanden. Een van de wanden begeeft het en Aang ziet de nomaden in de baan van vallend puin staan en blaast ze in veiligheid met een krachtige windvlaag. Hij rent en springt en is nog net op tijd om Katara met een snoekduik onder een vallend rotsblok vandaan te vissen. Samen liggen ze op de grond. Appa staat enkele meters verder, de fakkel ligt tussen hen in op de grond. Ze bekijken de massa gesteente die hen nu van de rest scheidt. Aan de andere kant van de berg puin beseft Sokka dat hij met de nomaden opgescheept zit. Hij gaat als een dolle graven in een poging bij Aang en Katara te komen. Chong zegt dat dat niet lukt, ze zijn van elkaar gescheiden, maar gelukkig heeft hij hen nog. Dit is voor Sokka reden om met hernieuwde energie te graven. Zijn graven veroorzaakt nog een kleine lawine, waar Sokka bijna een kuil had ligt nu een berg puin, met hem er midden in.

Zuko zit alleen op het terras voor het huisje. Song komt ook naar buiten en vraagt of ze er bij mag komen. Ze zegt te weten wat zij doormaken, dat hebben ze allemaal meegemaakt. Ze zegt dat de vuurnatie hen verwond heeft. Ze heft haar hand op om Zuko's litteken aan te raken. Hij grijpt haar hand voor ze hem raakt. Zij zegt dat het OK is, zij heeft ook haar wonden. ze tilt haar rok op zo dat haar onderbeen te zien is, het is ernstig verbrand geweest. Zuko kijkt verbaast.

We zien een groepje met fakkel door het verder duister lopen. Chang zet in "Oh, die steentjes die krijgen ons niet klein." Iedereen behalve Sokka doet wat dans bewegingen tijdens het lopen. Chong zingt verder "Zo'n paar keitjes daar kunnen wij niet van ondersteboven zijn. Als de tunnel op zijn donkerst is, dan is dit liedje wel fijn, He! Die steentjes die krijgen ons niet klein, Sokka". Hij loopt te stralen van zijn eigen liedje, Sokka blijft boos voor zich uit kijken. Momo zit op Sokka's schouder.

De legende is echt[]

Katara, Aang en Appa lopen door een gang. Na een bocht zegt Katara ineens stralend dat Aang moet kijken. Ze zien een ronde poort achtige schijf in een muur, geflankeerd door twee beelden. Aang roept dat dat de uitgang is. Hoe hard ze ook duwen, er is geen beweging in te krijgen. Appa wordt ongeduldig en gromt, hij trapt met een poot wat stof op en neemt een aanloop, Aang en Katara zijn nog op tijd weg. De grote schijf is door de muur heen gedrukt en rolt nu naar de zijkant. Teleurgesteld kijkt Appa naar binnen, er bevind zich een grote ruimte, maar het is geen buiten. Katara springt de donkere ruimte in en zegt dat dit de uitgang niet is. Aang bevestigd en zegt dat het een tombe is. Ze staan op een soort balkon en zien voor zich in de diepte een bouwsel. Ze lopen trappen af en zien een rond stenen plateau met daarop twee rechthoekige kisten. Aang zegt dat dit vast de geliefden zijn uit de legende, ze liggen hier begraven. Er staan pictogrammen op de zijkant van het ronde plateau. Katara zegt bij een plaatje van een berg dat die plaatjes hun verhaal vertellen.

Ze spraken af op de top van de berg die hun dorpen scheidde. De dorpen waren vijanden, ze konden niet samen zijn. Maar hun liefde was sterk en het lukte toch. De twee geliefden leerden aardsturen van de dasmollen. Zij werden de eerste aardemeesters. Ze bouwden een heel gangenstelsel, en zagen elkaar in het geheim. Wie hen probeerde te volgen raakte voor altijd verdwaalt in het labyrint. Maar op een dag kwam de man niet opdagen. Hij was gesneuveld in de oorlog tussen de twee dorpen. De radeloze vrouw liet zien hoe sterk haar aardsturende krachten waren. Ze had alles kunnen verwoesten. Maar in plaats daarvan riep ze de vrede uit. Beide dorpen hielpen haar een nieuwe stad bouwen, waar ze samen in vrede leefden. De vrouw heette Oma en de man heette Shu de grote stad noemden ze Omashu als een monument voor hun liefde. Liefde straalt pas echt in de duisternis. Katara en Aang staan voor een metershoog reliëf met de twee kussende mensen.

Hee, Idee ![]

We zien een groot open gerold vel papier met daarachter Sokka geheel verdiept in de getekende kronkels. Moku klaagt dat ze door zijn plannen weer in een dood lopende gang zitten. Sokka verdedigt zich met dat hij tenminste met ideeën komt om ze hieruit te krijgen. Chong zegt ze even te wachten, hij vraagt of ze ideeën moeten bedenken, want hij loopt nu zeker al een uur rond met een idee. Sokka barst uit met dat inderdaad iedereen met ideeën moest komen. Chong zegt hem dan even naar hem te luisteren. Als liefde de sleutel naar buiten is hoeven ze maar een ding te doen. Hij vervolgt dat ze dan een liefdeslied moeten zingen. Sokka slaat zich uit frustratie tegen het voorhoofd. Momo vlucht net op tijd weg.

Aang vraagt hoe ze ooit de weg zullen vinden uit dit doolhof. Katara zegt dat ze een krankzinnig idee heeft. Aang vraagt wat dan. Katara draait zich van hem weg en zegt dat het te krankzinnig is. Aang dringt aan het toch te zeggen. Katara zegt een beetje moeilijk dat ze zat te denken dat, volgens de vloek ze hier alleen uitkomen als ze vertrouwen op de liefde.
Oma en Shu kussen, Aang en Katara staan er nog wat verlegen naar te kijken.Oma en Shu kussen. Aang beaamt. Katara vervolgt dat er hier staat dat liefde pas echt straalt in de duisternis. Met een afbeelding erbij waarop ze zoenen. Aang houd zich van de domme en vraagt wat haar idee dan is. Katara zegt dat, erm, als zij twee nu eens zoenden. Aang schrikt toch wel en vraagt verbaast en met een beetje angst dat zij zouden zoenen.

Katara draait zich weer van hem af en zegt dat het inderdaad een krankzinnig idee is. Aang smelt nu bij de gedachte aan dat zij zouden zoenen. Katara versterkt het met de vraag het voor te stellen dat zij zouden zoenen, hoe haalt ze het zich in het hoofd, ze vraagt Aang of hij het voor zich ziet. Aang komt uit zijn dagdroom en voldoet aan de verwachting door ontkennend te antwoorden, hij overdrijft het nu ook door te zeggen dat hij zich echt nog niet ziet zoenen met haar. Nu doet Katara een beetje beledigd met de woorden dat het haar nou ook weer niet zo afschuwelijk lijkt. Ze snauwt uit dat ze er spijt van heeft om het voor te stellen. Nu begint Aang zich te verdedigen en zegt dat als hij moest kiezen tussen haar zoenen, en dan is zijn fantasie even op, hij maakt er dood gaan van. Dit is voor Katara nu echt even genoeg. Aang roept uit, wat, ik zoen jou liever dan dat ik dood ga, dat is bedoelt als compliment hoor. Katara weet zo net nog niet meer wat ze liever zou doen en loopt stampend de tombe uit. Aang vraagt zich af wat hij toch heeft, hoe krijgt hij dit ooit nog weer goed ? Hij loopt met de fakkel achter Katara aan de tombe uit.

Chong is vrolijk aan het zingen en het hele gezelschap loopt mee te dansen, behalve Sokka. Chong zingt "Al ben je de weg ook kwijt, de liefde blijft, want die zit in je hart, Hoo noo noo". Sokka loopt boos met Momo op zijn schouder achteraan.

Eend[]

Iroh dankt de moeder van Song voor de eend, die was verrukkelijk zegt hij terwijl hij met zijn handen over zijn omvangrijke buik staat. Deze antwoord dat ze het graag deed, het doet haar deugd om iemand met zoveel genoegen te zien eten. Ze geeft hem enkele pakketjes. Iroh antwoord dat het veel oefenen is om dit zo te kunnen. Hij buigt en zij terug. Zuko is al bijna bij het tuinhek en Iroh roept hem terug om zijn manieren te tonen. Deze mensen zijn een bedankje meer dan waardig. Zuko zegt kort dank u. Song roept hem na dat hij denkt dat er geen hoop meer is in de wereld. Maar die is er wel, de Avatar is teruggekeerd. Zuko zegt dat hij dat weet. Hij loopt door het tuinhekje, Iroh volgt. Zuko blijft even staan bij een struisvogel paard, hij kijkt even naar het huis en maakt dan het dier los. Hij neemt het mee naar de poort, waar Iroh al op hem wacht en vraagt wat hij nu weer doet, die mensen hebben hem al een grote gunst bewezen. Zuko zegt dat er dan nu nog een gunst bij komt terwijl hij al op het dier zit. Iroh blijft staan, maar stijgt even later toch ook op. Het struisvogel paard loopt met hen weg het duister in. Song kijkt hen door een kier van de deur na.

Aang Katara en Appa lopen door een tunnel. Aang zegt dat hun fakkel zo wel opgebrand zal zijn. Katara is het daarmee eens. Aang vraagt wat ze dan moeten doen. Katara vraagt wat ze kunnen doen. Ze pakt de hand waar hij ook de fakkel in heeft en lacht gespannen naar hem, Aang lacht ook zo, hij kijkt naar haar en ze komen steeds dichter bij elkaar. En dan is de fakkel op. Ineens zien ze lichtgevende kristallen aan het plafond de lichtjes geven de route aan.

Aang en Katara komen steeds dichter bij elkaarAang en Katara komen steeds dichter bij elkaar

Gidsen[]

De andere groep loopt door een grote ruimte als er een geluid klinkt. Momo zoekt een goed heenkomen en we zien een troep vliegende wolven aankomen. Sokka schrikt, gilt en zwaait met zijn armen. De dieren lijken echter geen belangstelling te hebben voor die luidruchtige mensjes. Chong roept vanaf de grond dat Sokka hen gered heeft. Sokka ontkent, hij zegt dat ze op de vlucht waren voor iets. Chong vraagt waarvoor dan. Een aardbeving kondigt de reden aan. Wanden verdwijnen en een enorm dier staat voor hen, waar net nog stenen wand was. Achter hen lost zich ook een wand op in een beetje stof. Nog zo'n reuze dier komt tevoorschijn. Ze laten zich op de voorpoten op de grond vallen, als doen ze een uitdaging. Een goot zet Sokka op een eigen eilandje, samen met een van die joekels. Deze doet nog een pootje op de grond en Sokka vliegt door de lucht. De dasmol komt onderzoekend dichterbij en Sokka kruip achteruit weg. Ineens klinkt er een ploing van de dramyin die daar op de grond ligt. De dasmol is geïntrigeerd door het geluidje en gromt wat. Sokka pakt het instrument en begint er geluid mee te maken. Chong roept uit dat die beesten muziekliefhebbers zijn. Sokka zingt een ter plekke verzonnen lied "Twee dasmollen komen grommend op me af. Kom op jongens doe eens mee". Chong neemt het direct over. Hij zingt "Grote boze dasmol, hij aardstuurt de gangen, haat vliegende wolven, maar is dol op muziek".

Aang kijkt naar het plafond en zegt dat het wel een soort kristallen lijken, ze geven alleen licht in het donker. Katara verklaart dat de geliefden elkaar zo konden vinden, ze doofden hun fakkels en volgden de kristallen. Ze concludeert dat dat dan de weg naar buiten is. Ze geven elkaar een omhelzing. Aang probeert iets te zeggen. Katara heeft in haar enthousiasme niets door en roept hem mee te komen, ze loopt al in de richting van het spoor. Aang is in ieder geval blij dat ze niet meer boos is op hem, Hij en Appa volgen Katara naar buiten.

Uitgang[]

Een zonovergoten plateau omgeeft de uitgangs poort uit de grotten. Appa is dolblij met de herwonnen vrijheid en gaat lekker op zijn rug in het zonnetje liggen. Aang vraagt bezorgt hoe het nu met Sokka moet. De aarde beeft en een groot deel van de rotswand om de uitgang spat uit elkaar. Een reusachtig dier verschijnt uit de stofwolk, het is een dasmol. Katara roept Sokka, als ze hem op de rug van het monster ziet zitten. Sokka laat zich op de grond zakken en rent op Aang en Katara af. Hij vraagt hoe zij hier nu weer komen. Aang verteld dat ze het precies volgens de legende gedaan hebben, de liefde wees hen de weg, met een blik van genoegen. Sokka zegt dat die enorme woeste beesten hun de weg wezen. Hij draait zich om en zwaait naar de dasmollen, die zich omdraaien en de openingen waardoor ze naar buiten kwamen achter zich dicht sturen. Momo rent naar Appa en begint een heel kirrend en kwetterend gesprek. Appa gromt en blijft naar het gekwetter luisteren. Katara vraagt hoe Sokka's voorhoofd toch zo rood komt. Chong komt erbij staan en zegt dat ze niet moeten schrikken van wat hij nu gaat zeggen, maar volgens hem kan die knul de Avatar wel eens zijn. Sokka geeft zichzelf voor de zoveelste keer een klap tegen het voorhoofd. Chong kijkt naar Sokka's voorhoofd en snapt er niets van. Aang staat bij de rest van de nomaden en vraagt of zij ook mee komen naar Omashu, Moku zegt nee, en ze draaien zich om en vertrekken dansend. Chong geeft Sokka een bloemenkrans, hij zegt hem dat hij hoopt dat hij van hen heeft geleerd dat de plannen die hij maakt zijn reis niet in de weg moeten staan, hij omhelst Sokka. Die van hem af wil en zegt dat hij maar moet gaan zingen. Chong vindt dit een goed plan en tokkelt een vrolijk deuntje en zingt "Al ben je de weg ook kwijt, De liefde blijft, want die zit in je hart huum num noo".

Onze vrienden zetten te voet hun reis voort en na nog een beklimming verhaalt Sokka dat de reis lang en vervelend was, maar nu zullen ze zien waarvoor ze het deden. Ziehier de aardrijk stad Om . . . oh nee. We zien een smeulende geblakerde stad met vuurnatie banieren en diverse houten bruggen.

Grappig[]

  • De poorten of rotsbogen van de eerste scene zijn normaal gesproken een herkennings punt. Ze ontstaan door het uitslijten van de rots door stromend water.
  • Een reuze aardworm is niet getoond dier in het aarderijk, mogelijk slechts fantasie van een nomadische zanger genaamd Chong.
  • Een eindeloze regenboog ontstaat bij voldoende grote afstand tot de waternevel, De regenboog is dan een rondje, rond de schaduw van je hoofd.

Foutjes[]

  • Sokka zegt als laatste "Ziehier de hoofdstad van het Aarderijk Om . . Oh nee . . . ", Ba Sing Se is de hoofdstad van het Aarderijk. Vertaalfoutje, Engels "I present to you the Earth Kingdom city of O- Oh no ... "

Citaten[]

Hier onder is geen citaat, het is bijna een uitgeschreven script.

-

-

--


Advertisement